Preek van pastoor Seidel voor deze zondag
Lezingen van deze zondag, de 4e zondag van de veertigdagentijd
Eerste Lezing 1
Sam., 16, 1b, 6-7. 10-13a
In die dagen zei de Heer tot Samuël: "Vul een hoorn met olie: Ik zend
u naar Isaï, de Betlehemiet, want een van zijn zonen heb ik voor het koningschap
bestemd." Toen Samuël daar aankwam, viel zijn blik op Eliab en hij dacht:
Die daar voor de Heer staat is ongetwijfeld zijn gezalfde ! Maar de Heer zei
tot Samuël: "Ga niet af op zijn voorkomen of zijn rijzige gestalte; hem
wil Ik niet. Want God ziet niet zoals een mens ziet; een mens kijkt naar het
uiterlijk, maar de Heer naar het hart." Zo stelde Isaï zeven van zijn zonen
aan Samuël voor, maar Samuël zei tot Isaï: "Geen van hen heeft de Heer
uitverkoren." Daarop vroeg hij aan Isaï: "Zijn dat al uw jongens?"
Hij antwoordde: "Alleen de jongste ontbreekt; die hoedt de schapen."
Toen zei Samuël tot Isaï: "Laat die dan halen, want we gaan niet aan tafel
voordat hij hier is." Isaï liet hem dus halen. De jongen was rossig, had
mooie ogen en een prettig voorkomen. Nu zei de Heer: "Hem moet gij zalven:
hij is het." Samuël nam dus de hoorn met olie en zalfde hem te midden van
zijn broers. Sedert die dag was de geest van de Heer vaardig over David.
Tussenzang Ps. 23 (22), 1-3a, 3b-4, 5, 6
Refrein: De Heer is mijn herder, niets kom ik tekort.
· De Heer is mijn herder, niets kom ik tekort; Hij laat mij weiden op groene
velden. Hij brengt mij aan water, waar ik kan rusten, Hij geeft mij weer frisse
moed.
· Mijn schreden leidt Hij langs rechte paden omwille van zijn Naam. Al voert
mijn weg door donkere kloven, ik vrees geen onheil waar Gij mij leidt.
· Uw stok en uw herdersstaf geven mij moed en vertrouwen. Gij nodigt mij aan
uw tafel tot ergernis van mijn bestrijders.
· Met olie zalft Gij mijn hoofd, mijn beker is overvol. Voorspoed en zegen
verlaten mij nooit elke dag van mijn leven. Het huis van de Heer zal mijn
woning zijn voor alle komende tijden.
Tweede Lezing Ef.,5,8-14
Broeders en zusters, Eens waart gij duisternis, nu zijt gij licht door uw
gemeenschap met de Heer. Leeft dan ook als kinderen van het licht. De vrucht
van het licht kan alleen maar zijn: goedheid, gerechtigheid, waarheid.Tracht te
ontdekken wat de Heer behaagt. Neemt geen deel aan duistere en onvruchtbare
praktijken, brengt ze liever aan het licht. Wat die mensen in het geheim doen
is te schandelijk om er ook maar over te spreken. Alles echter wat aan het
licht wordt gebracht, komt in het licht tot helderheid. En alles wat verhelderd
wordt, is zelf "licht" geworden. Zo zegt ook de hymne: "Ontwaak,
slaper, sta op uit de dood en Christus' licht zal over u stralen."
Vers voor het evangelie Joh.,
8, 12b
Ik ben het licht der wereld, zegt de Heer, wie Mij volgt, zal het levenslicht
bezitten.
Evangelie Joh.,
9, 6-9. 13-17. 34-38
In die tijd zag
Jezus in het voorbijgaan een man die blind was van zijn geboorte af. Hij spuwde
op de grond, maakte met het speeksel slijk, bestreek daarmee de ogen van de man
en zei tot hem: "Ga u wassen in de vijver van Siloam," - wat
betekent: gezondene. Hij ging ernaar toe, waste zich en kwam er ziende vandaan.
Zijn buren nu en degenen die hem vroeger hadden zien bédelen, zeiden: "is
dat niet de man, die zat te bédelen?" Sommigen zeiden: "lnderdaad,
hij is het." Anderen: "Neen, hij lijkt alleen maar op hem."
Hijzelf zei: "Ik ben het." Men bracht nu de man die blind geweest was
bij de Farizeeën; de dag waarop Jezus slijk had gemaakt en zijn ogen geopend,
was namelijk een sabbat. Ook de Farizeeën vroegen hem dus, hoe hij het gezicht
herkregen had. Hij zei hun: "De man die Jezus heet, deed slijk op mijn
ogen, ik waste mij en ik zie." Toen zeiden sommige Farizeeën: "Die
man komt niet van God, want Hij onderhoudt de sabbat Anderen zeiden: "Hoe
zou een zondig mens zulke tekenen kunnen doen?" Zo was er verdeeldheid
onder hen. Zij richtten zich opnieuw tot de blinde en vroegen: "Wat zegt
gijzelf van Hem, daar Hij u toch de ogen geopend heeft?" Hij antwoordde:
"Het is een profeet." Zij voegden hem toe: "in zonden ben je
geboren, zo groot als je bent, en jij wilt ons de les lezen ?" Toen wierpen
ze hem buiten. Jezus vernam dat men hem buitengeworpen had en toen Hij hem
aantrof, zei Hij: "Gelooft ge in de Mensenzoon?" Hij antwoordde:
"Wie is dat, Heer? Dan zal ik in Hem geloven." Jezus zei hem:
"Gij ziet Hem, het is Degene die met u spreekt." Toen zei hij: "
Ik geloof, Heer." En hij wierp zich voor Hem neer.