zaterdag 4 april 2020

Lezingen en overweging Palmzondag 5 april

Aan het begin van de Goede Week vieren we dat Jezus Jeruzalem binnengaat (Palmzondag) maar ook dat Hij zijn kruis op zich neemt en sterft (Passiezondag).

Meebeleven

Pastor Koopmans zal met zang en muziek een viering met livestream houden in de Lambertuskerk, om 11:00. U kunt die Mis mee-vieren op het youtube-kanaal wat u HIER vindt.

https://www.youtube.com/watch?v=aR5Ccw4dSrY
Pastoor Seidel heeft voor deze zondag een overweging en woord van bemoediging opgenomen en zal in besloten kring Palmzondag vieren in de Jozefkerk. Er worden ook palmtakjes gezegend die u aansluitend aan de viering kunt ophalen op Palmzondag tussen 11:00 - 11:30 in de Jozefkerk, en tijdens de gebedswake op Witte Donderdag (9 april) in dezelfde kerk, van 19:45-23:00. U vindt de overweging van de pastoor HIER


Voor wie liever niet op internet de Mis volgt, is er om 10:00 ook een Palmzondagviering op NPO2.



Lezingen van deze zondag


   Evangelie van de intocht Matteus (21, 1-11)

Toen Jezus en zijn leerlingen Jeruzalem naderden en de Olijfberg bestegen in de richting van Betfage zond Jezus twee leerlin­gen uit met de opdracht: "Gaat naar het dorp daar voor u en het eerste dat gij zult vinden is een vastge­bonden ezelin met een veulen. Maak die los en breng ze bij Mij. En als iemand u een aanmerking maakt, zegt dan: De Heer heeft ze nodig, maar zal ze spoedig terugsturen." Dit gebeurde, opdat in vervul­ling zou gaan het woord van de profeet: Zegt aan de dochter van Sion: Zie, uw Ko­ning komt tot u, zachtmoedig en gezeten op een ezel, op een veulen, het jong van een lastdier. De leerlingen begaven zich op weg en deden wat Jezus hun had opgedra­gen; zij brachten de ezelin met haar veulen, legden er hun mantels overheen en Hij ging er op zitten. Zeer velen uit het volk spreidden hun mantels uit op de weg, terwijl anderen de weg bedek­ten met twijgen die zij van de bomen hadden gesneden. De mensen die Hem omstuwden, jubelden: "Hosanna Zoon van David, Geze­gend de Komende in de naam des Heren! Hosanna in den hoge!" Toen Hij Jeruza­lem binnentrok, raakte de hele stad in beroering en men vroeg: "Wie is dat?: Het volk antwoordde: "Dit is de profeet Jezus uit Nazaret in Galilea.

     1e lezing (Jesaja 50, 4-7)

God de Heer heeft mij de gave van het woord ge­schon­ken; ik versta het de ontmoedigen moed in te spreken. Elke morgen spreekt Hij zijn woord, elke morgen richt Hij het woord tot mij en ik luister met vole overgave. God de Heer heeft tot mij gesproken en ik heb mij niet verzet, ik ben niet terugge­deinsd. Mijn rug bood ik aan wie mij sloe­gen, mijn wangen aan wie mij de baard uitrukten en mijn ge­zicht heb ik niet afgewend van wie mij smaadden en be­spuwden. God de Heer zal mij helpen; daarom zal ik niet beschaamd staan en ik zal geen spier vertrekken. Ja, ik weet dat ik niet te schande zal worden.

     Tussenzang uit psalm 21 (22)
Refrein: Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij?

Zij lachen met mij, allen die mij zien, ze grijnzen en ze schudden met het hoofd. Hij steunt toch op de Heer? Laat Die hem dan bevrijden, laat Die hem redden, als Hij hem bemint. Refrein

Een meute honden jaagt mij op, een bende booswichten houdt mij omsingeld. Mijn handen en mijn voeten hebben zij gewond, mijn beenderen kan ik wel tellen. Refrein

Nu gapen zij mij aan en lachen zij mij uit, nu delen zij mijn kleren onderling en dobbelen om mijn gewaad. Refrein

Ach Heer, houd U niet ver van mij, mijn steun, kom haastig om mij bij te staan. Uw Naam zal ik verheerlijken onder mijn broeders, voor heel het volk uw lof verkondigen: Gij, dienaars van de Heer, verheerlijkt Hem, heel het geslacht van Jakob, brengt Hem dank. Refrein


     2e lezing (Filippenzen 2, 6-11)

Broeders en zusters, Hij die bestond in goddelijke majesteit heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijk­heid met God: Hij heeft zich van zichzelf ontdaan en het bestaan van een slaaf aangenomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden. En als mens verschenen heeft Hij zich vernederd, Hij werd gehoor­zaam tot de dood, tot de dood aan een kruis. Daarom heeft God hem hoog verheven en Hem de naam verleend die boven alle namen is, opdat bij het noemen van zijn naam zich ieder een knie zou buigen in de hemel, op aarde en onder de aarde, en iedere tong zou belijden tot eer van God, de Vader:Jezus Christus is de Heer

    Vers voor het evangelie (Fil. 2, 8-9)
Christus is voor ons gehoorzaam geworden tot de dood, tot de dood aan een kruis. Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de Naam verleend die boven alle namen is.


     Evangelie LIJDENSVERHAAL  Matteus (27,11-54)

·         L=lector; A = Allen; + = Christus; P = andere bijbelse perso­nen

L: Jezus werd voor de landvoogd geleid en deze stelde Hem de vraag:
P: Zijt Gij de koning der Joden?
L: Jezus antwoorde:
+: Gij zegt het.
L: Op de beschuldi­gingen door de hogepries­ters en de oudsten tegen Hem ingebracht gaf Hij geen enkel ant­woord. Toen zeide Pilatus tot Hem:
P: Hoort Gij niet wat ze allemaal tegen U inbrengen?
L: Maar Hij gaf hem geen antwoord op welk punt dan ook, zodat de landvoogd hoogst verbaasd was. De landvoogd was gewoon bij elk feest een gevange­ne, naar keuze van het volk, vrij te laten. Men had juist een beruch­te gevange­ne, een zekere Barab­bas. Nu zij daar toch bijeen waren, sprak Pilatus tot hen:
P: Wie wilt ge dat ik u zal vrijla­ten, Barab­bas of Jezus, die Christus genoemd wordt?
L: Hij wist heel goed dat men Hem uit nijd had uitgele­verd. Terwijl hij op zijn rechterstoel gezeten was, stuurde zijn vrouw hem de boodschap:
P: Laat u niet in met deze recht­schapen mens, want ik heb van­nacht in een droom veel om Hem moeten doorstaan.
L: Maar de hogepriesters en de oud­sten haalden het volk over Barab­bas te kiezen en Jezus te doen sterven. De land­voogd nam weer het woord en sprak tot hen:
P: Wie van de twee wilt ge dat ik u vrijlaat?
L: Ze zei­den:
A: Barab­bas!
L: Pilatus vroeg hun:
P: Wat zal ik dan doen met Jezus, die Christus genoemd wordt?
L: Zij riepen allen:
A: Aan het kruis met Hem!.
L: Hij hernam:
P: Wat voor kwaad heeft Hij dan gedaan?
L: Maar zij schre­euw­den nog harder:
A: Aan het kruis met Hem!
L: Toen Pilatus zag dat hij niets verder kwam, maar dat er veeleer tumult ontstond, liet hij water brengen en waste ten overstaan van het volk zijn handen, terwijl hij verklaarde:
P: Ik ben onschuldig aan het bloed van deze rechtschapen man; gij moet het zelf maar verantwoorden.
L: Heel het volk riep terug:
A: Zijn bloed kome over ons en onze kinderen!
L: Daarop liet hij omwille van hen Barabbas vrij, maar Jezus liet hij geselen en gaf Hem over om gekruisigd te worden.
Toen namen de solda­ten van de land­voogd Jezus mee in het pretorium en verza­mel­den de hele afdeling rondom Hem Zij trok­ken Hem zijn kleren uit en hingen Hem een rode mantel om. Ook vlochten ze een kroon van doorntak­ken, zetten die op zijn hoofd en gaven Hem een rietstok in de rechter­hand. Dan vielen ze voor Hem op de knieen en bespotten Hem met de woor­den:
A: Gegroet, koning der Joden! 
L: Ze bespuwden Hem, pakten de rietstok en sloegen Hem op het hoofd. Nadat zij hun spel met Hem gedreven had­den, ontdeden ze Hem van de mantel, trokken Hem zijn eigen kleren weer aan en voerden Hem weg ter kruisiging.
Toen ze de stad uitgingen ontmoetten ze een Cyreneeer, Simon genaamd en vorder­den hem tot het dragen van Jezus' kruis. Geko­men op een plaats die Golgo­ta genoemd wordt ‑ dat wil zeggen Sche­delplaats ‑ gaven ze Hem met alsem gemengde wijn te drinken; Hij proefde ervan maar wilde niet drinken. Nadat ze Hem gekruisigd hadden, verdeel­den ze zijn kleren onder elkaar door er om te dob­belen; en daar neerge­zeten bleven ze de wacht bij Hem houden. Boven zijn hoofd bracht men een opschrift aan met de reden van zijn veroor­deling: Dit is Jezus, de koning der Joden.  Samen met Hem werden ook twee rovers ge­kruisigd, de een rechts, de ander links. Voor­bij­gangers hoonden Hem, terwijl ze het hoofd schud­den en zeiden:
A: Gij daar, die de tempel afbreekt en in drie dagen weer opbouwt, red Uzelf; als Gij de Zoon van God zijt, kom dan van dat kruis af!
L: In dezelfde geest zeiden de hogepriesters met de schrift­ge­leerden en oudsten spottend:
A: Anderen heeft Hij gered, maar zichzelf kan Hij niet red­den. Hij is toch de koning van Israël. Laat Hem nu van het kruis afkomen, dan zullen we in Hem geloven. Hij stelt vertrou­wen in God; laat Die Hem nu bevrijden, als Hij behagen in Hem heeft. Hij heeft immmers gezegd: Ik ben de Zoon van God!
L: Zelfs de rovers, die samen met Hem gekruisigd waren, voegden Hem soortge­lijke beschim­pingen toe.

Vanaf het zesde uur viel er een duisternis over het hele land, tot aan het negende uur toe. Om­streeks het negende uur riep Jezus met luider stem uit:
+: Eli, Eli, lama sabaktani?
L: dat wil zeggen:  Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verla­ten? Enke­len van de omstanders die het hoorden, zeiden:
A: Hij roept om Elia!
L: Onmiddellijk daarop ging een van hen een spons halen, stak ze op een rietstok en bood Hem te drinken. Maar de anderen zeiden:
A: Laat dat! Wij willen eens zien of Elia Hem komt redden.
L: Jezus slaakte ander­maal een luide kreet en gaf de geest.

·         hier knielen allen enige tijd.

L:  En zie, het voorhang­sel van de tempel scheurde van boven tot onder in tweeen, de aarde beefde en de rotsen spleten. De graven gingen open en de licha­men van vele heilige men­sen die ontslapen waren, stonden op. Na zijn verrijze­nis kwa­men zij uit de graven en gingen naar de heilige stad waar zij aan velen verschenen. De honderdman en die met hem bij Jezus de wacht hielden, werden bij het zien van de aardbe­ving en wat verder ge­beurde door een grote vrees bevangen en zeiden:
A: Waarlijk, Hij was een Zoon van God.