donderdag 25 juni 2020

LEZINGEN EN OVERWEGING ZONDAG 28 JUNI


Laatste overweging deze zondag...

Gedurende de coronatijd hebben we u via deze webpagina en Facebook elke week voorzien van de bijbellezingen en een overweging. Wij hopen dat u daar wat aan gehad heeft, juist in de tijd dat we niet naar de kerk konden gaan. Maar vanaf 1 juli is de tijd om thuis te blijven eigenlijk voorbij. Tenzij u vanwege een zwakke gezondheid niet zoudt kunnen gaan, is het moment wellicht gekomen om uw oude ritme weer op te pakken en naar de Eucharistieviering te gaan. 

Wij hebben, zoals u kunt lezen, vanaf 12 juli drie vieringen elke zondag, om 10, 11 en 12 uur in twee kerken. Welkom terug! Beter in levende lijve samen vieren en de preek beluisteren, dan alleen thuis achter uw scherm.

Op zondag 5 juli is er op NPO2 de viering vanuit de Jozefkerk. Als u die volgt, zult u daar live de lezingen en homilie volgen.

--------------------------------------------------

Eerste Lezing         2 Kon., 4, 8-11. 14-16a
Op zekere dag kwam de profeet Elisa langs Sunem. Daar woonde een welgestelde vrouw, die hem met aandrang uitnodigde, bij haar te komen eten. En iedere keer dat de profeet in het vervolg daar in de buurt kwam, ging hij daar eten. Daarom zei de vrouw tot haar echtgenoot: "Luister eens, ik heb gemerkt dat hij die altijd bij ons aan huis komt, een heilige man Gods is. Laten we op ons huis een kleine kamer voor hem metselen en er een bed, een tafel, een stoel en een lamp in zetten; als hij dan bij ons aankomt, kan hij daar zijn intrek nemen." Toen Elisa er dus op zekere dag weer aankwam, kon hij de bovenkamer betrekken en er zich te rusten leggen. Daarna vroeg Elisa aan Gechazi, zijn knecht: "Kunnen we dan werkelijk niets voor haar doen?" Gechazi antwoordde: "Zij heeft helaas geen zoon en haar man is oud." Toen zei Elisa: "Roep haar."De knecht riep haar en zij bleef in de deuropening staan. En Elisa zei: "Volgend jaar om deze tijd zult u een zoon aan uw hart drukken."

Tussenzang Ps 89 (88), 2-3, 16-17, 18-19

Refrein: Uw gunsten, Heer, wil ik bezingen.
  • Uw gunsten, Heer, wil ik bezingen, uw trouw verkondigen aan elk geslacht. Gij hebt gezegd: mijn gunst blijft eeuwig duren, de hemel is de grond­slag van mijn trouw.
  • Gelukkig is het volk dat weet wat blijdschap is, omdat het leeft, Heer, in het licht van uw gelaat. Van dag tot dag vertrouwt het op uw Naam, vindt het zijn kracht in uw gerechtigheid,
  • Want Gij zijt onze roem en onze sterkte, uw gunst maakt ons tot een groot en machtig volk. Want van de Heer ontvingen wij ons schild, de Heilige van Israël gaf ons een koning. 

Tweede Lezing       Rom.,6, 3-4 8-11

Broeders en zusters, Gij weet dat de doop, waardoor wij een zijn geworden met Christus Jezus, ons heeft doen delen in zijn dood? Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij een nieuw leven zouden leiden zoals Christus, die door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt.Indien wij dan met Christus gestorven zijn, geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven; want wij weten dat Christus, eenmaal van de doden verrezen, niet meer sterft: de dood heeft geen macht meer over Hem. Door de dood die Hij gestorven is, heeft Hij eens voor al afgerekend met de zonde; het leven dat Hij leeft, heeft alleen met God van doen. Zo moet ook gij uzelf beschouwen: als dood voor de zonde en levend voor God in Christus Jezus.

Alleluia        Cf. Ef. 1 17-18
Alleluia. Moge de Vader van onze Heer Jezus Christus ons innerlijk oog verlichten, om te zien hoe groot de hoop is waartoe Hij ons roept. Alleluia.

Evangelie     Mt., 10, 37-42

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteus
In die tijd zei Jezus tot zijn apostelen: "Wie vader of moeder meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig; wie zoon of dochter meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig. En wie zijn kruis niet opneemt en Mij volgt, is Mij niet waardig. Wie zijn leven vindt, zal het verliezen, en wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden. Wie u opneemt, neemt Mij op; en wie Mij opneemt, neemt Hem op die Mij gezonden heeft. Wie een profeet opneemt, omdat het een profeet is, zal ook het loon van een profeet ontvangen; en wie een deugdzaam mens opneemt, omdat het een deugdzaam mens is, zal ook het loon van een deugdzame ontvan­gen. En wie een van deze kleinen al was het maar een beker koud water geeft, omdat hij mijn leerling is, voorwaar, Ik zeg u: Zijn loon zal hem zeker niet ontgaan."

-----------------------------------------------------------

Overweging door pastoor Seidel

Het evangelie dat we zojuist hoorden geeft ons twee gedachten: mensen loslaten omwille van Christus en mensen beminnen omwille van Christus. Het lijkt een tegenspraak in zo’n kort stukje tekst.
In de eerste plaats: mensen loslaten, ja, zelfs je leven loslaten. De vraag die er onder ligt is: Wat is Christus ons waard? Vader en moeder, zoon of dochter mogen niet meer voor je betekenen dan Christus. Uiteindelijk moet je alles loslaten als je Christus wilt volgen. Dat is jouw persoonlijk kruis, en ieder moet dat dragen. Bij heel veel mensen roepen deze teksten spontaan weerzin op. Hoe kan Jezus dit vragen? Hoe kan je dit rijmen met het gebod van de liefde? Hoe kan je dit plaatsen naast het 4e gebod van de 10 geboden? Mag je jouw dierbaren zò uitspelen tegenover je toewijding aan Christus, sluiten ze elkaar zò uit?

In de tweede plaats toont het evangelie ons de naastenliefde heel concreet: Wie goed en gastvrij is voor de naaste, wie zelfs maar een beker water geeft aan een leerling van Jezus zal daarvoor rijk beloond worden. Het sluit aan bij de 1e lezing waarin de rijke vrouw uit Sunem wordt beloond voor haar gastvrijheid aan Elisa.
Het eerste en het tweede lijken elkaar tegen te spreken. Eerst mensen loslaten omwille van Christus, en daarna mensen in je armen sluiten omwille van Christus. Het is echter geen tegenspraak.

Het is waar dat Christus het belangrijkste moet zijn. Zoals de wapenspreuk van de heilige paus Johannes Paulus II destijds luidde: totus tuus, geheel de uwe. Alles moet in het teken staan van de ontmoeting met de Heer. Niemand op deze aarde kan ons namelijk geven wat Hij ons heeft gegeven: eeuwig leven. Onze ouders geven ons het aardse leven als zij in hun liefde meewerken met Gods scheppingsplan. Onze broeders en zusters geven ons de aardse liefde. Dat is prachtig en heerlijk, als het een afspiegeling is van de hemelse liefde, het hemelse leven, dat veel intenser is, en veel langer duurt. Dat eeuwige, daarop moeten wij alles inzetten, en als dat een kruis vraagt, dan moeten we dat dragen, omdat er zoveel heerlijkers op volgt. Dat perspectief is overigens ook de motivatie om het uit te houden, ook als het kruis zwaar is.

Die volledige toewijding aan Jezus Christus is dus de eerste opdracht. Maar wie Hem bemint, zal ook de naaste beminnen zoals Hij ons heeft bemind. Wie Hem in de armen sluit, zal daarom juist ook vader en moeder, broers en zussen, ja alle mensen willen beminnen. Maar op een nieuwe manier: omwille van Jezus. En zo sluit het een en het ander wel degelijk op elkaar aan! Wij worden uitgenodigd om helemaal van Jezus én helemaal van de mensen te houden, en dat zal ook gebeuren als wij zijn gelaat herkennen in dat van onze medemensen.

Het is niet de eerste keer en niet de laatste keer dat wij het hier zeggen: de liefde tot Christus schept gemeenschap. Dat is de consequentie als we het een en het ander in dit evangelie rijmen. Wie Christus wil volgen, neemt een kruis op. Wie Christus wil navolgen, laat iets achter: zijn louter menselijke kijk op mensen. Maar hij krijgt er een gemeenschap van ontelbaar velen voor terug. In die gemeenschap zal hij als het goed is zijn familie een plaats geven, met een diepere liefde dan alleen de menselijke dankbaarheid. In die gemeenschap treft hij echter ook een grote familie van heiligen en zondaars aan, die allemaal iets weerspiegelen van de grote liefde, Jezus Christus. In die geest: volg Hem na. Neem de medemens op een nieuwe manier ter harte, herken Hem in ons midden, en vorm in liefde gemeenschap met alle mensen die onze broers en zussen worden.